DOOR GELOOF ALLEEN

naar Gods belofte

naar Gods belofte

Abra(ha)m werd geroepen uit Ur der Chaldeeen. Lech Lecha, ga jij. En Hij ging met een zevenvoudige belofte, kort: een land, een volk en de zegen van de Messias.

1. Openbaring

God verscheen aan Abram in Ur der Chaldeeën (zie het vergrootglas)  en riep hem om op weg te gaan: Lech lecha: “Gaat u ……” Gen. 12:1ev.

God kent Abram bij zijn naam, zoals Hij ook ons bij onze naam kent. God wilde dat Abram Hem zou kennen, dat hij zou drinken uit ’de goede bron’: God zelf, Zijn woord en beloften. Daartoe riep God hem weg van alle afgoden en verkeerde bronnen. God  beloofde Abram en zijn nageslacht, dat Hij zou hun God zou zijn, hen zou  zegenen en dat zij voor altijd bij God zouden horen. 

God riep Abram en hij gehoorzaamde en ging. Eerst trok hij weg uit Ur der Chaldeeën en later uit de stad Haran, nadat zijn vader Terah daar gestorven was. En hij nam uiteraard Sarai, zijn vrouw mee en zijn neef Lot. Abram was toen 75 jaar oud. Hij en Sarai hadden toen (nog)geen kinderen.  Gen. 11:27-32, Gen. 12:1-4

Die beloften deed God in de zekerheid dat Jezus Christus dat alles zou waarmaken. Hij is de vervulling daarvan en Hij stond garant voor al Gods beloften aan Abram en zijn nageslacht gegeven. (Gal. 3:17)  God zou allen die Abram zegenen ook zegenen, maar wie hem zou vervloeken zou God ook vervloeken..

Abram vertrouwde God op Zijn Woord, geloofde wat God zei en daardoor stond hij recht voor God (Zie schilderij over Tsdeqah, gerechtigheid.  Gen. 15:6)

2.  Bron van zegen

Je ziet een landkaart van het Midden Oosten met daarin getekend de reis die Abram en allen die bij hem behoren, hebben gemaakt, van Ur der Chaldeeën ( in het huidige Irak) via Haran, naar het land Kanaän. (misschien wel meer dan 1500 kilometer, niet met de trein of vliegtuig, maar te voet, of rijdend op een ezel of kameel, met vele kudden schapen, geiten en kamelen)

Je ziet ook twee grote rivieren, de Eufraat en  de Tigris en je ziet de Middellandse Zee en de Perzische golf. Kanaän is het land van melk en honing, vandaar de bij en de honingraat. Ex. 3:8,17, Jer. 11:5

God riep Abram en gaf hem een  7-voudige zegen, met de woorden “Ik zal en u zult.”   Ik zal het land u wijzen, …….Ik zal u tot een groot volk maken ……Ik zal uw naam groot maken…….,. …u zult (voor anderen) tot een zegen zijn,……. Ik zal zegenen wie u zegent, ……Ik zal vervloeken wie u vervloekt, ……….in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.” Gen.12:1-3. Kort samengevat belooft God hem een land, een volk en de Messias.

3. Gods belofte

Zoals gezegd veranderde God de naam van Abram in Abraham en de naam van Sarai in Sara (Gen. 17).  Zowel Abraham als zijn zoon Izak en zijn kleinzoon Jakob hebben met hun gezinnen heel hun leven in tenten gewoond. Zij trokken als herdersvorsten met al hun bezittingen, knechten en zeer veel vee van plaats naar plaats. Van Sichem naar Bethel, van Bethel naar Hebron en van Hebron naar Beerseba etc.

Boven dit schilderij staat: naar Gods belofte. De aartsvaders hielden zich in geloof vast aan wat God beloofd had, hoewel de vervulling daarvan in veel opzichten nog niet zichtbaar was. De Heere Jezus zegt daarover:

 “Zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven. “ (Joh 20: 29).

Opmerkelijk is het dat zij op elke plaats een altaar maakten van stenen om God te aanbidden, d.i. Zijn Naam aan te roepen.  Want ze waren gelovigen mensen. Abraham wordt zelfs de vader van alle gelovigen genoemd.. 

Hebreeën 11 :9 zegt dat Abram een inwoner is geweest van het beloofde land als in een vreemd land en hij heeft in tenten gewoond. Dus hij was een vreemdeling, zelfs in het land dat God hem en zijn nageslacht gegeven had voor altijd. Zou dat ook ons iets te zeggen hebben?

4. Wat een toekomst

In Hebreeën11: 10 en 13c staat over de aartsvaders : “Want zij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is.”en dat “zij beleden hebben dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren. …, zij verlangden naar een beter, dat is een hemels vaderland. “

Je ziet een klein stukje van die stad geschilderd, het nieuwe Jeruzalem, met één van de 12 poorten met één van de 12 engelen, die bij die poorten staan. Elke poort bestaat uit één parel, Ook zie je een hoge en grote muur, met de uitstraling van Jaspis (in de betekenis van diamant) als teken van Gods heerlijkheid. Het was zo helder als kristal.

Door de poort heen blinkt het geel van de gouden straten.  Ook zie je een klein deel van het fundament, een  Saffier, Jes. 54:11 als teken van het fundament; d.i. . God Zelf in de Zoon. Er loopt een zuivere rivier uit de troon van het Lam en van God. Met de Boom des Levens, die twaalf vruchten voortbrengt . Openb. 21:11ev, 22:1ev. 

Terug
Vorige
Volgende
© 2024 | Deze website is gemaakt door Invormatie
Top